-
1 scratch
n. schram; krab, -krab; onaangenaam geluid; gegier; gekraak; gekrabbel; beginpunt; vanaf het begin; nul; geld (slang)--------v. schrammen; krabben, -krab; onaangenaam geluidmaken; gieren; kraken; krassen, met moeite behalen; uitwissenscratch1[ skrætsj] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:bring someone up to scratch for a test • iemand klaarmaken voor een testcome up to scratch • het halen/reddenit comes up to scratch • het voldoet————————scratch2♦voorbeelden:————————scratch3♦voorbeelden:1 krassen ⇒ (zich) krabben, krassen maken/krijgen (in)♦voorbeelden:¶ 〈 spreekwoord〉 you scratch my back and I'll scratch yours • als de ene hand de andere wast, dan zijn ze beide schoon♦voorbeelden: -
2 up to scratch
-
3 bijspijkeren
1 [op het vereiste niveau brengen] faire rattraper2 [goedmaken, zijn schade inhalen] redresser♦voorbeelden:1 [herstellen] se retaper♦voorbeelden:
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Нидерландский
- Французский